Oftewel het pad welke je gaat. Na een goede mindset, voorbereiding (establish) en start (now Go!) gaat de tocht beginnen. In marathonzwem termen: de oversteek. Dit is waar alles uiteindelijk om draait. Datgene wat je graag doet en waar je goed in wil zijn, optimaal wil presteren.
Met de drie voorgaande stappen heb je al een stevige fundering neergezet en kan je vertrouwen op automatisering van de dagelijkse bezigheden. Alle getrainde uren maken dat je in een cadans komt die vertrouwd aanvoelt, waar je niet al teveel over hoeft na te denken. Het gevaar daarvan is dat je mentaal in slaap sukkelt. Dat je snel tevreden bent want het gaat wel lekker zo. Zelfs bij een marathon zwemmen die 11 uur duurt is het zaak om alert te blijven. Alert op wat de tegenstander doet, alert op je techniek, alert op hoe je lichaam aanvoelt, alert op teveel afdwalen van gedachtes, alert op tekenen van vermoeidheid, alert op alle omstandigheden van het water (temperatuur, golven, stroming), alert op de koers die je gaat, alert op wat de coach te melden heeft, alert op wat je zelf aan de coach te melden hebt, alert op veranderingen die nodig zouden kunnen zijn.
Maar waar haal je die alertheid vandaan voor zo een lange tijd? Je kan niet constant op je qui-vive zijn. Het is de kunst om een constante arousal (mate van alertheid) te hebben die je nodig hebt om kleine veranderingen die er toe doen op te merken en bij te sturen. Er kunnen verschillende oorzaken zijn dat het niet lukt om deze alertheid te hebben of vast te houden, te focussen ef mentaal fit te zijn. Heb jij daar last van? Ik kan je helpen! Neem snel contact op: m.blokwildschut@gmail.com
Onderweg kom je van alles tegen. Leuke dingen, maar ook minder leuke dingen. Hoe kom je door dips heen en hoe blijf je het toch volhouden. Ik geef je 9 tips:
- Zoek onderweg de herkenningspunten op die je van te voren hebt voorbereid
- Heb belangstelling wat er om je heen gebeurt, het leidt af van de sleur
- Hou je concurrenten in de gaten, weet waar zij zijn en wat zij doen
- Wanneer de man met de hamer langs komt, ga er niet tegen vechten. Accepteer dat het niet gaat en probeer zoveel mogelijk te ontspannen. Focus op techniek en voortgaan zonder kracht te zetten totdat de inzinking voorbij is.
- Wanneer je het helemaal zat bent en je afvraagt wat je nu eigenlijk aan het doen bent: bedenk dan welke weg je al gegaan bent en of het je waard is om dat weg te gooien
- Weet je het even niet meer, roep dan de hulp in van de coach (kijk uit met afreageren, dat vinden ze meestal niet leuk!)
- Wees flexibel bij (onverwacht) veranderende omstandigheden. Deze heb je toch niet in de hand, je zal je moeten aanpassen om goed door te kunnen. Soms zal je zelfs je mindset moeten aanpassen of je doel moeten bijstellen.
- Reageer op buitenkansjes. Gaat het bijvoorbeeld even slecht met je naaste concurrent, zet dan een tandje bij en sla een gat. Of maak gebruik van aanbiedingen van anderen
- Wees opgewekt, vrolijk en zie de lol in van wat je doet. Je kan als het even saai is in je hoofd liedjes zingen, verhaaltjes verzinnen of alle problemen oplossen.
In de volgende anekdote komen veel van deze punten terug (uit ‘Ontberingen van een marathonzwemster’):
De start is in de morgen om zeven uur. Ik bepaal met pa van te voren mijn tactiek: na de start meeliften met de wat snellere zwemmers en dan na een half uur mijn eigen tempo bepalen. Ik zwem altijd met dezelfde zwemmers in de buurt. Terwijl ik zwem, zie ik prachtige huizen, dure jachten en veel andere bootjes. De benzine gassen maken mij misselijk. Ik kan goed inschatten waar ik ben onderweg, de wedstrijd heeft geen echte verrassingen. Waar moet ik mij druk over maken? Je druk maken onderweg is prettig. Het houdt mij alert en ik heb geen tijd om mentaal af te zakken. Deze wedstrijd is saai tot er een obstakel komt: de berg Mont Orford. Dat is een mentale nekkenbreker. De berg ligt ver van het meer, maar is vanuit het water goed te zien. “Ha daar is de berg” denk ik, nu ben ik halverwege. Ik zwem gestaag door. Het duurt eeuwen voordat ik voorbij de berg ben. Bij iedere ademhaling zie ik die berg op dezelfde plek. Ik kom niet vooruit, registreert mijn brein. Met mijn verstand weet ik dat ik kilometers zwem, maar mijn zintuigen geven andere informatie, schijn bedriegt. De man met de hamer komt langs. Alles wordt zwaar, mijn armen wegen honderd kilo, het water voelt aan als stroop, grote vloeken aan het adres van de berg komen op. Ik walg van de berg. Ik kan hem niet meer zien. Ik probeer mijn strategie te wijzigen door de andere kant op te ademen zodat ik die rot berg niet meer zie. Maar drie uur lang een berg negeren is lastig omdat ik het niet vol hou aan de andere kant adem te halen. Ik irriteer mij aan alles. Vooral de coach moet het ontgelden. Zit hij te lezen? Hoe kan hij dat nou doen? Als hij iets op het bord wil schrijven, zie ik aan de beweging al wat hij schrijft! Ik geef een schreeuw.
Ik wil weten of de andere zwemmers het nog zwaarder hebben dan ik. Ik moet mij puur focussen op techniek, mijn gedachten ordenen. Ik probeer zo makkelijk mogelijk in het water voort te glijden, net zo lang tot de inzinking weer verdwenen is. Mijn vader overtuigt mij dat de andere zwemmers er veel ellendiger aan toe zijn. “Je bent aan het uitlopen,” roept hij. Ik weet dat we allemaal om ongeveer hetzelfde tijdstip onze zwakke momenten hebben. Het is een kwestie van wie er het eerst weer overheen is. Ik moet ervoor zorgen dat ik dat ben. De invloed van het brein op het lichaam is heel groot.
Voorbij de berg gaat het een stuk beter. De gewone landmarks zoals een inham aan de oever of bepaalde gebouwen of een eilandje geven aan hoever ik nog moet gaan. In tactisch opzicht of qua route valt er niet veel bijzonders te bedenken om de concurrentie te snel af te zijn. Bij het laatste eilandje weet ik dat het nog maar een klein stukje van ongeveer twee kilometer is, denk ik. Maar dat valt tegen. Twee kilometers kunnen heel lang zijn. Ik kijk of er iemand in de buurt ligt die ik kan inhalen of een eindsprint mee aan kan gaan. Het leidt mij af en een sprint kan schelen in de plaatsing. Ik haal het beste uit mezelf. Focus mij op mijn slag.
Ik kom aan de overkant. Ik moet nog een rondje van één kilometer voor het publiek zwemmen. Ik ben doodmoe maar het is geweldig. Al die mensen juichen en schreeuwen. Ik voel een stoot extra adrenaline en krijg er vleugels van. Ik zet nog een tandje bij en haal tot genoegen van mijzelf en het publiek op het laatste moment nog een mannelijke zwemmer in die het laatste half uur instortte.
Het finishbord hangt een beetje hoog om aan te tikken, maar dat kan er ook nog wel bij. Ik tik aan!
Wat een heerlijkheid. Ik geniet van de toejuichingen en wacht nog even op de man die ik net ingehaald heb.
Kom voor meer uitleg en stel je vragen bij MENTAL Bootcamp