64 km en pijn lijden

Als sporter is het leuk om steeds je grenzen te verleggen. Kijken of je steeds iets sneller, verder of hoger op de ranglijst kan komen. Nu was er eens een Canadese zwemster, Christine Cossette, die in 1984 bedacht dat de oversteek van Lake St. John (32 km) misschien ook heen en weer kon. Zij probeerde dat uit en het lukte. De organisatoren van deze wedstrijd, die al sinds de jaren ’60 wordt georganiseerd, zagen daar ook we een verandering van spijs in voor het publiek. Gegarandeerd dat de zwemmers half dood het water uit zouden komen, wat heel vermakelijk is voor de tribunes vol toeschouwers. En voor de zwemmers een uitdaging, want als Christine het kon dan zouden zij het ook moeten kunnen. Het prijzengeld werd ook verdubbeld, dus dat was een prettige bijkomstigheid. En het zou ook de enige wedstrijd zijn met startgeld, dat was te zeggen dat je wel minimaal de oversteek moest hebben gehaald (dus 32 km), anders kreeg je gewoon niets.

In 1985 zat ik bij de eerste elite groep van 6 zwemmers die werd uitgenodigd om de 64 km te wagen in wedstrijdvorm.

Lake St. John is eigenlijk vergelijkbaar met het  IJsselmeer. Net zo koud, onberekenbaar en groot. Dus 64 km hier zwemmen is ook werkelijk iedere meter op eigen kracht vooruit komen en het maar doen met de elementen van dat moment.

Dit wel in tegenstelling tot bijvoorbeeld de 88 km wedstrijd in Argentinië waar je in een rivier zwemt met een stroming mee waardoor je 10 km per uur zwemt in een lekker temperatuurtje (wel gaaf!). Het gevolg is dat we over deze 64 km ongeveer 6 a 7 uur langer doen dan de 88 km in Argentinië.

Roberval-Péribonka-Roberval

Roberval-Péribonka-Roberval

Canada, Lake St. John: Roberval – Péribonka – Roberval  64 km

Die eerste keer in 1985 was voor iedereen een uitdaging om het alleen al te halen. De wedstrijd maakte het wel leuker. Zo maar een eind zwemmen was voor mij zowiezo al niets. Het moest wel enig nut hebben vond ik altijd. Dus Het Kanaal 3x (heen-terug-heen) oversteken was aan mij niet besteed. Daar zag ik geen heil in.

Het elite groepje bestond uit: Paul Asmuth (USA), Claudio Plitt (Argentinië), Christine Cossette (Canada), Philip Rush (Nieuw Zeeland), Nasser El Shazly (Egypte) en Monique Wildschut (Nederland).

Phil, Christine, Nasser. moi, Paul en Claudio

Phil, Christine, Nasser. moi, Paul en Claudio

De finish zou prime time op zondagmiddag moeten plaatsvinden. Ervan uitgaande dat we ongeveer vier kilometer per uur zouden zwemmen moet de start dus op zaterdagavond zijn. De dagen ervoor zijn we tussen het trainen door van hot naar her gesleept naar VIP- aangelegenheden en om voor radio en televisie interviews te doen.

De zaterdag van de start doe ik rustig aan. De zwemmers moeten om zeven uur al aanwezig zijn voor de nodige voorbereidingen.

We starten om tien uur ’s avonds. De tribunes zitten vol. De feestweek trekt veel mensen en de marathon is het hoogtepunt. Het is donker. In de haven zijn grote schijnwerpers die het geheel goed belichten. Dan zwem ik het zwarte gat in. Om de vijf kilometer ligt een verlichtte boei in het water zodat de schippers de weg kunnen vinden op het meer.

Mijn vader zit op het vletje met de spullen. Aan de andere kant van mij vaart een luxere boot met een schijnwerper. Twee Indianen uit het reservaat besturen om de beurt het vletje. Dat zijn de besten, die weten precies waar en hoe de stroming loopt in het meer. Halverwege wordt de eerste stuurman vervangen door de andere. Dat doen ze goed. Bedeesde mensen. Ze spreken alleen maar Frans en hun eigen taal, maar we communiceren ook met handen en voeten.

Het eerste deel zwemmen we in het donker, wanneer ik nog mentaal fit ben. Ik zie helemaal niets behalve het bootje naast me. Het is niet zo eng als bij Het Kanaal ‘s nachts. Er zijn zoveel bootjes en lichtboeien dat de kans op verdwalen klein is. Het is ook vrij koud. Geen zonnetje dat de boel verwarmt en opvrolijkt. Alleen maar zwemmen, zwemmen en nog eens zwemmen. Het is dodelijk saai. Eindelijk zie ik een lichtstreepje komen, het is een uur of vijf. Mentaal zal het makkelijker worden in het licht, maar fysiek? Het is grappig om te merken dat de wereld tot leven komt als de zon rijzende is en tegelijkertijd het lichaam daar ook op reageert, alsof het nog meer wakker wordt.

Bovendien is het keerpunt in zicht. Dat geeft een opkikker. Bij het keerpunt zitten veel mensen te kijken. Het is zes uur. Maar het is gewoon keren en wegwezen, weer het meer op. De terugweg gaat in het begin wel lekker maar gaandeweg komen de pijntjes opzetten. Ik probeer niet aan de wedstrijd van twee weken hiervoor te denken, waar ik met mijn pols hard tegen een meerpaal sloeg en veel last daarvan heb gehad. De pols begint aardig op te spelen. Gelukkig zijn er aspirientjes aan boord. Ik kan nog wel een stuk verder zwemmen. De tijd verstrijkt en er gebeurt niet veel. Na ongeveer vijftien uur zwemmen ben ik het helemaal zat. Ik verveel mij kapot. Er ligt niemand in de buurt waar ik mij mee kan meten. Wat een gekkenwerk! Maar stoppen zou nog gekker zijn, vijftien uur voor niets zwemmen.

Ik haal diep adem en ga toch voor de laatste zeer zware loodjes. Twee tegenstanders liggen te ver voor mij en drie tegenstanders liggen te ver achter mij. Er is geen enkele vorm om nog strijd te voeren. Eindelijk is het haventje in zicht. Opeens gaat zwemmen weer lekker. Het rondje voor het publiek in de haven zwem ik met een glimlach! Een paar duizend mensen zijn getuige van mijn finish en klappen en juichen. Dat is gaaf.

Ik finish na negentien uur en vijf minuten als eerste vrouw, en derde in totaal. Ik heb de derde prijs dus. De afstand was dubbel en daarmee de prijzenpot ook. Dat is heel fijn want dan houd ik echt eens geld over van een seizoen zwemmen.

Na de finish wordt ik uit het water gehesen. Mijn evenwichtsorgaan staat op horizontaal en hobbelen. Lopen gaat wankel en ik word uit voorzorg na het interview met de speaker in een auto gezet. We rijden naar een schoolgebouw waar een heerlijke warme douche wacht. Het pijnlijke lijf kan eindelijk ontspannen! Ik krijg een kleffe sandwich. Ik heb mij eigenlijk verheugd op een bruine boterham met kaas, maar die hebben ze niet in Canada. Dan op naar de massagetafel waar twee dames met hun handen de ledematen tot rust brengen. Zachte ‘ontspanningsaaien’, want stevige massage is niet te verdragen met pijnlijke spieren.

Het was wel een verschrikkelijk eind zwemmen. Ik besluit dat het niet voor de lol is en dat ik alleen nog zo’n afstand zwem voor een lekkere pot met geld.

Babytoetjes

De dubbele marathon van Lake St. John is afzien. Maar ik kan het niet laten om een jaar later weer te starten. Ik ben de pijn vergeten en heb eergevoel. Ik wil mezelf overtreffen en ook van de mannen winnen. Dan is er natuurlijk het prijzengeld wat het dubbele is van het ‘normale’ bij wedstrijden. Degenen die uitgestapt waren worden vervangen door andere zwemmers. Ik ben goed fit en zie het helemaal zitten om er een betere klassering uit te slepen en om van alle mannen te winnen.

Goed voorbereid en wetende wat mij te wachten staat gaan we van start. Dit jaar zijn de weersomstandigheden ongunstiger. De watertemperatuur is voor mij in prima met ongeveer achttien graden, maar er staat een aardig windje en er zijn veel golven.

Na anderhalf uur krijg ik de eerste voeding. Om het snel en gemakkelijk te maken heb ik babytoetjes met druivensuiker erbij. Het bootje schommelt aardig en pa kan met één hand het bekertje vullen en roeren en met de andere zichzelf in balans houden om niet om te vallen. Ik vind het niet zo lekker, maar ach laat ik niet meteen beginnen met zeuren zo vroeg in de wedstrijd.

Met vernieuwde energie zwemmen we weer verder. Het gaat goed, het zwemmen gaat lekker en halverwege de heenweg lig ik als eerste vrouw al in tweede positie. Er ligt maar één man voor mij dus dat is super. Ik heb alle tijd om die ene ook nog in te halen.

De voedingsfrequentie is intussen opgevoerd naar iedere dertig minuten. Na een uur of drieënhalf en weer een bekertje drab vind ik het toch echt vies. Even later word ik wat misselijk. Er zijn ook aardig wat golven, dus misschien komt het daar wel van, hoewel ik eigenlijk nooit last heb van zeeziekte en ik wel in zwaardere golven gezwommen heb. Gelukkig wordt de misselijkheid na een tijdje minder. Na dertig minuten krijg ik weer een voeding. Een ander potje met druivensuiker. Huh, wat vies weer. Nu wordt het tijd om er wat van te zeggen. Ik dien een klacht in bij pa op de boot. Pa knikt en zegt dat hij ook niet weet wat er aan de hand is. De misselijkheid wordt erger. Ik moet overgeven. Het gaat niet meer weg. Na dertig minuten nog een voeding. Bleh! De misselijkheid gaat in de uren daarna langzaam over in bibberen, shaken en schokken. Het begint vanuit het lijf naar de benen en later naar de armen. Ik heb het nog nooit zo koud gehad. Overleg met de coach. Ik voel me hondsberoerd.

We besluiten om zo goed en kwaad als het kan door te zwemmen tot de overkant om in ieder geval startgeld te krijgen. Daarna zien we wel verder. Het gaat niet meer. Enkele zwemmers gaan mij voorbij. Ik heb nog een uur of twee te gaan tot het keerpunt. Ik glij niet meer door het water, maar strompel. Het schokken in mijn lijf houdt maar niet op. Ik hoop dat het minder zal worden, maar verre van dat. Ik sleep de ene arm voor de andere. Mijn gedachten gaan alleen maar over overleven en worden gaandeweg steeds vager. Bij het keerpunt zitten behoorlijk wat mensen ondanks het vroege uur, rond zeven uur ‘s morgens. Daar stap ik niet uit, die schande wil ik niet. Na het keerpunt wil ik er eigenlijk nog niet uit, maar ik word er toch uit gehesen.

Ik ben doodziek. Ik word op een brancard gelegd. In een busje word ik naar het ziekenhuis vervoerd. Daar constateert men een lichte onderkoeling met een lichaamstemperatuur van vijfendertig graden. Het voelt veel kouder aan in mijn lijf. Ik bibber en shake en ben nu toch wel opgelucht dat ik eruit gehaald ben. Aan de andere kant ben ik heel boos. Het ging net zo lekker….

Nu is de vraag hoe ik ziek geworden ben. Ik vertel dat ik de voeding zo vies vond en erna telkens misselijk werd. Pa draait een potje open en houdt het onder mijn neus. Blijkt het gewoon zuur te zijn. Ik ga bijna weer over mijn nek. Tijdens zo’n zware inspanning wordt het fruit en druivensuiker snel in het bloed opgenomen. Na enkele uren en voedingen had ik een voedselvergiftiging opgelopen. Normaal gesproken proeft pa altijd eerst voor hij mij wat geeft, maar wegens de hevig wiebelende boot moest hij zich vasthouden en zo snel mogelijk het bekertje aanreiken voor het leeg was geschommeld.

 Ik lig in een ziekenhuisbed met een warm infuus om op temperatuur te komen. Ik lig daar maar en zou liever bewegen om op te warmen. De temperatuur wordt via de mond gemeten. Een paar kopjes koffie soppen in de mond en de temperatuur is al snel zevenendertig graden, zodat ik eruit mag. Pa en ik voelen ons allebei verloren. We zeggen niets, zijn stil. Er komt een auto van de organisatie die ons terugbrengt naar Roberval.

Daar wacht de pers op mij en ik doe mijn verhaal. Het is alsof ik verdoofd ben. We wachten op de binnenkomst van de anderen. Pas dan dringt het echt tot mij door en komen de emoties van frustratie en verdriet tot uiting. Moeilijk te verteren dat een potje babyvoeding het hele seizoen kan verpesten. En erger nog, ik zou voor deze dubbele marathon niet meer worden uitgenodigd de komende jaren. Zowel qua prestige als financieel was dat een behoorlijke klap.

Opgeven kwam in mijn woordenboek niet voor. Moeten uitstappen op een moment dat ik in bloedvorm ben is zeer frustrerend.

Helemaal omdat de oorzaak niet aan mijn eigen conditie lag, maar aan babyvoeding! Je zou toch verwachten dat babyvoeding scherp gecontroleerd wordt. Maar het is ook mijn eigen verantwoordelijkheid. Altijd checken voor de wedstrijd is het devies. Ik moet mijzelf zowel fysiek als mentaal weer bij elkaar rapen om de volgende wedstrijd te kunnen zwemmen.

Mijn vader moet zich ook beroerd gevoeld hebben. Hij was niet een man van uiten, maar ik merkte het later wel aan hem. Niemand is schuldig, de omstandigheden waren nu eenmaal zo en het was pech, domme pech. We zouden nooit meer babytoetjes gebruiken, tenzij uitvoerig van te voren geproefd!

Uit “Ontberingen van een marathonzwemster”

 

 

 

 

3 thoughts on “64 km en pijn lijden

  1. marjoleinm3 schreef:

    Jeetje wat heb jij moeten afzien…..hoe kan je dit nou leuk gevonden hebben…. Arme Remco op het bootje in de kou, maar wel lief van hem dat hij je zo ondersteunde. Was je in die tijd dan ook de beste vrouwelijke marathon zwemster van de wereld?

    Like

  2. Kees Bobeldijk schreef:

    Wat een verhaal, 64km en 17,uur ruim zwemmen, en ik maar denken dat het IJsselmeer over zwemmen al een prestatie was.
    Wat een doorzettings vermogen had jij die tijd onvoorstelbaar, ik heb diep respect voor je Monique.

    Like

  3. Nou het IJsselmeer overzwemmen is ook zeker niet makkelijk hoor! Het is een kwestie van steeds weer je grenzen verleggen, hoe ver kan ik gaan. Maar leuk is het niet om 64 km zwemmen. Wel een uitdaging 😉

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s